Ballet en wielrennen

Vorige week naar het afscheid geweest van Nancy Euverink. Ze maakte deel uit van de garde die het Nederlands Dans Theater (NDT) naar internationale roem heeft gedanst, twintig jaar lang. Danste in balletten van choreografen als Hans van Manen, Paul Lightfoot, Sol León, William Forsythe, Jirí Kylián. We werden vergast op een serie video-opnames. Drie keer twintig minuten met de mooiste passages uit haar balletten van de afgelopen jaren, het was bijna te veel. Op www.ndt.nl kun je een korte sequentie zien van het soort dans. Tussendoor een live-interview door Wanda Cremers, die al meer dan twintig jaren publiciteit en programmering doet voor het gezelschap.

Ballet is topsport. Dat zei Nancy niet, maar dat was wel aan alles te merken. Een choreograaf als Forsythe die de dansers letterlijk als instrumenten behandelt. Zijn gedrevenheid is zo groot dat de botheid net niet tot vernedering leidt, zo interpreteerde ik haar relaas. Dan de pijn van haar reuma. Kan het cynischer dan een danseres die wordt getroffen door acuut reuma? Beethoven had nog geluk met zijn doofheid. Monet kon zich laten opereren aan zijn staarogen. Euverink vocht zich door haar ziekte heen. Nadat ze een half jaar de doktersadviezen had gevolgd om vooral niet te bewegen (‘gaat u maar type-les nemen’), ging ze toch weer aan de barre. En ze kon bewegen, ondanks de pijn. Ze kreeg choreografieën op maat, en tijd om te revalideren. Na een paar maanden voelde ze: ‘Ik wil niet weer dansen, ik wil weer dansen op topniveau.’ Maar in elk ballet, in elke passage was er de pijn, en de huiver om te ver te gaan.

Ze vertelde ons over haar geheim in de pas-de-deux.. Het streven is niet harmonie, het gaat over de dingen die kunnen gebeuren tussen een man en een vrouw.

hommage

frèle vrouwenlijf
imponeert reeds in stilstand
leeg podium en volle zaal.
dan…

acrobatische souplesse
op spaarzaam uitgebrachte noten.
pas-de-deux,
geregisseerd, geoefend,
– zo vaak geoefend –
oogt als verliefde impuls.
wilde wervelingen,
gecompliceerd,
eindeloos, adembenemend
voor dansers en
publiek. lichamen
raken, twijnen,
ontvlechten, verheffen zich,
kruipen, rollen.

baaierd van vervoering.
orgie van sierlijk bewegen.
niemand ziet de pijn,
voelt de gewrichten huilen.
een lichaam en een leven
de muze gewijd.

Later diezelfde avond op Ketnet een film over Parijs-Roubaix, 1976. Mijn oude vriend Hans attendeerde me erop. Topsport die niet op ballet leek. Rustige shirtjes met één reclame-uiting, van dat wollige spul dat uitlubbert als het regent. Mannen met halflange haren. Eddy Merckx die een meetlintje hanteert terwijl de mécanicien zijn stuur stelt.

Wat later rijdt hij weg van de startplaats, leent een inbussleuteltje van een concurrerende monteur en corrigeert persoonlijk de stand van zijn zadel. Als na 50 km koers de ochtendkou uit de lucht is, trekken de renners hun extra-kleding uit. De knechten rollen alles netjes op, vertragen, en leveren de spullen braaf in bij de ploegleiders, die goedkeurend mompelen.

Na 200 km doorfietsen zonder poespas begint de hel van het Noorden. Bijna 50 km kasseien, de kijker voelt de vullingen in zijn eigen gebit rammelen als hij de renners bezig ziet. Tussen de kinderhoofdjes liggen koeken opgedroogde modder. Stof dus, wolken stof. Uitgekiende camera-posities; het is een film, er zijn heel veel camera’s gebruikt. De collega-cameralieden die in beeld komen, torsen van die apparaten met een gekantelde 8 op hun schouders. Niks dynamische beelden vanaf moto-2. Valpartijen, lekke banden.

Nog meer stof. Het peloton rijdt en schokt en lijdt. Supersterren als Moser en Merckx rijden zelf gaatjes dicht, hoezo knechten het vuile werk laten doen. De strijd gaat tussen Freddy Maertens en Roger de Vlaeminck. Het publiek juicht, netjes vanuit de berm. Maertens valt uit met een gemene hoofdwond na een val; hij hoorde niet bij de enkelingen die toen al een helm droegen. Zijn knecht mag voor eigen kansen gaan. In uitgekiende demarrages put hij samen met Moser de krachten uit van de Vlaeminck. Merckx begint iets te laat aan een heroïsche jacht op het kopgroepje.

Na de meet gaan alle favorieten samen onder de douche. In een onbestemd zaaltje (de plaatselijke school?) vormen granieten schotten tot borsthoogte een stuk of dertig hokjes. De renners wringen zich tussen officials en journalisten naar de douches en praten tijdens het spoelen ontspannen verder met ploegleiders en perslieden. Het is zo druk en vol dat de camera niet eens naar kwetsbare lichaamsdelen zou kúnnen afdwalen. Hoezo bodyguard, eigen touringcar met airco, persconferentie met geföhnde haartjes. Het stof op het voorhoofd van de winnaar, inderdaad de meesterknecht van Maertens, lijkt groen als de huid van een brakende.

We kijken naar geschiedenis. Het lijkt even ver weg als de renners die met een buitenband om hun schouders de Alpen in gingen, over onverharde wegen, op fietsen zonder dérailleur (als je het achterwiel omdraaide, had je een groter tandwiel aan de andere kant; daarmee kon je klimmen). Het verschil is dat ik de periode van die film nog zelf heb meegemaakt.

Dit bericht is geplaatst in kunst met de tags , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *