De versnellingsbak giert als Arslan weer verkeerd schakelt. Razendsnel trapt hij de koppeling van het huurautootje in. Met zijn linkerhand trekt en duwt hij hardhandig aan de pook. 'Stomme Ieren', tiert hij, 'waarom kunnen ze niet gewoon het stuur links zetten en rechts rijden. Dat doen alle beschaafde mensen.' Chitty vindt dat hij veel te hard rijdt over de bochtige landweggetjes. Ze heeft het afgeleerd om iets te zeggen als hij in zo'n bui is. Ze kijkt opzij naar buiten. Het landschap glooit een beetje. Vet gaaf. Vanmorgen uit het raam van haar zolderkamer had ze drie sprietige boompjes kunnen bekijken, zand op het trottoir en een braaf rijtje huizen met gordijntjes aan de overkant. En nu heeft ze voor het eerst van haar leven gevlogen. Rijdt ze in een auto aan de linker kant van de weg alsof het doodnormaal is.
Arslan begint op gebiedende toon instructies te geven. 'Meisje, we gaan zo snel mogelijk slapen. Je bent een beetje uit je ritme, je hebt ook nog dikke benen van het vliegtuig. Het is nu negen uur, je kunt er voor tienen in liggen. Morgen om acht uur wil ik je aan het ontbijt hebben. Daarna een half uurtje touwtje springen en wat schijnboksen. Dan naar de zaal. Neem je tijd om rustig rond te kijken. Je moet je thuis voelen, anders ontspan je niet. Nou, het programma ken je uit je hoofd. Een uur sparren met die Ieren. 's Middags vrij. Eind van de middag nog een half uur sparren. We eten met elkaar in het huisje. Dan weet ik tenminste zeker wat je binnen krijgt. Ze houden hier erg van vette hompen. Dan vroeg naar bed, en de grote dag.'
Chitty’s blik dwaalt weg, hij heeft het dit allemaal eerder verteld. Wat zijn ze klein, de huizen en boerderijen. Ze tekenen zich af als donkere silhouetten. Wat voor mensen zouden dat zijn, die hier wonen?
'Heb je me gehoord, Chitty?' De stem van Arslan dringt plots tot haar door. 'Niet meteen in de eerste ronde de wedstrijd willen winnen. Je bent veel te gretig. Wacht gewoon even af, leer je tegenstander kennen. Scoren doe je in de tweede en derde ronde.'
'De punten uit de eerste ronde tellen net zo zwaar', floept ze eruit. 'Sorry, laat maar, je hebt helemaal gelijk.' Ze hebben er al zó vaak over gekift, ze heeft er nu geen zin in.

   Arslan staat in een hoek van de pub aan een gokautomaat. De ochtendtraining is achter de rug.
'Wanneer gaan we iets anders doen? Ik verveel me hier dood', zegt Chitty.
'Jij wil zeker weer trainen, maar het is niet goed om de hele dag bezig te zijn met hetzelfde', zegt Arslan. 'Je moet op tijd een beetje ontspannen, dat heb je nodig om optimaal te presteren. Ik heb het gister in de auto nog uitgelegd.'
'In zo’n kroeg hangen is voor mij geen ontspanning', zegt Chitty. 'Ik ga liever naar buiten.' Ze kijkt voor de vierde keer in het rond. Ze verstaat geen bal van wat de mensen tegen elkaar zeggen, het klinkt zangerig, met veel knauwen. De tafeltjes die langs de muren staan, zijn van elkaar gescheiden door houten schotten. Pff, ze ziet ze wiebelen als mensen opstaan en er tegen stoten. Langs de bovenrand hebben ze glas-in-lood, bruin en donkerrood, lekker saai. Ze loopt weg van Arslan, terug naar het tafeltje bij de open haard waar haar cola staat.
'Jij bent zeker nieuw hier?', vraagt een man die bijna tegen haar aan loopt. Hij waggelt een beetje. Hij praat het Engels dat ze kent van school. Eindelijk, iemand die ze kan verstaan. Hij heeft een donker jasje aan, een vettig overhemd en daaronder een T-shirt dat te vies is om een eigen kleur te hebben. 'Ik heb je nog niet eerder gezien. Weet je, ik woon hier al heel lang, en ik ken de mensen, ook als ze niet hier bij Fitzpatricks komen.' Hij wankelt, legt snel een hand op haar schouder, anders was hij gevallen. Zijn hoofd is nu heel dicht bij, het wiebelt. Chitty ruikt een zoete lucht die uit zijn mond komt. Zijn tanden staan schots en scheef, een paar zijn donkerbruin. 'Ik kan aan je kleren zien dat je een buitenlander bent. Waar kom je vandaan?' Ze aarzelt even, weet niet goed wat ze van deze man moet denken.

'Dit is Richard', zegt een jonge vrouw die ineens naast Chitty is komen staan. Ook zij praat Engels, maar met een veel dikker accent dan de man. Dat zal wel Iers zijn, denkt Chitty. 'Hij is onze notaris, dorpsdokter en hij schrijft. Hij is nu aan zijn derde boek bezig, is het niet, Richard?', vraagt ze. In het stijgen van haar toonhoogte zit iets neerbuigends. Ze troont Chitty mee, naar het raam. 'Je bent zo een uur en vijf bier verder als hij zijn gang gaat'’, zegt ze wat zachter terwijl ze haar hoofd in de richting van Chitty's oor buigt. 'Je ziet er uit alsof je wel wat beters te doen hebt dan luisteren naar de huilverhalen van de dorpsdronkaard.' Aan het tafeltje waar de vrouw haar naar toe brengt, zit een jonge man. Hij heeft rossig haar, een bol gezicht met blauwe ogen. Hij moet al in de twintig zijn, denkt Chitty, maar wat ziet hij er schattig uit, hij lijkt wel een dikke baby. Ze zou hem zo tegen zich aan willen trekken.
'Dit is Josh, ik ben Caitlin. Josh, Richard probeerde weer bier los te krijgen bij mensen die hem niet kennen.'
'Die klootzak hoort in een sanatorium, niet los op straat. Hij valt voortdurend mensen lastig', zegt Josh nors. Hij kijkt argwanend naar Chitty en dan weer naar Caitlin: 'Waarom breng je dit meisje mee? Hebben we niet genoeg aan onze eigen problemen?'
'Ze komt uit het buitenland, Josh, ik dacht, misschien wel interessant.'
'Dat ze een vreemde is, dat zie ik ook wel', zegt hij gemelijk. Wel een beetje knorrige baby, denkt Chitty. Zijn ogen staan op ver weg, hij lijkt haar en Caitlin niet te zien.
'Dit zou wel eens het meisje uit Nederland kunnen zijn tegen wie Niamh morgen moet boksen', zegt Caitlin met een sussende toon.
'Ja, is dat zo?' Zijn stem ontdooit een beetje. 'Is het eerlijk, kom je uit Nederland en ben je hier om te boksen?' Er komt aandacht in de blik waarmee hij naar Chitty kijkt. Ze wordt er warm van.
'Ja, hoe weten jullie dat?', vraagt Chitty. Ze is stomverbaasd.
'Dit is niet echt het seizoen voor toerisme', zegt Caitlin, 'en ik wist dat zijn nichtje tegen een meisje uit Nederland zou boksen. Één en één is twee. Hoe heet jij eigenlijk?'

   Caitlin had gevraagd of ze wat van de omgeving wilde zien: 'Hier vlak bij begint een van de mooiste wandelingen langs de westkust van Ierland.' Aan zijn gokkast had Arslan verstrooid gemompeld dat ze met een uurtje terug moest zijn. Ze zijn met de auto naar de rand van het dorp gereden en rijden een groot parkeerterrein op.
'We zijn er', zegt Caitlin. 'Je zult het prachtig vinden.' Chitty stapt uit en wordt gegrepen door de wind. Ze kan zich nog net vastgrijpen aan de deurstijl.
'Pas op, jongens! Het waait als een gek!' Ze draait haar rug naar de wind om haar jack goed dicht te ritsen. Ze moet iets achterover leunen om haar evenwicht te bewaren. Josh doet de kofferbak open en geeft Caitlin een stevig rood jack met capuchon. Chitty snuift diep: Ah, zout. Op de achtergrond hoort ze een ritmisch dreunen, het is zo heftig dat ze het gewoon voelt. Ze nemen de tijd om hun kleding in orde te maken. Caitlin wijst naar de verste hoek van het parkeerterrein:
'Daar is het pad.' Ze beginnen te lopen. Ze laten zich wat voorover hangen. Nu ze de zee naderen, wordt het dreunen indringender. Chitty voelt haar trommelvliezen en middenrif trillen. Het ritme doet haar denken aan de grote klok bij oma in de kamer, maar dan nog langzamer. Josh en Caitlin komen ieder aan een kant naast haar lopen.
'Hoe lang boks je al?', vraagt Caitlin luidkeels. Chitty is eraan gewend dat iedereen stomverbaasd is over haar boksen. Een meisje dat bokst, dat kan toch niet? Is ze niet bang voor de pijn van rake klappen? Wil ze later bloemkooloren krijgen? Caitlins vraag klinkt anders.
'Het begon toen ik tien was', schreeuwt ze terug. 'Een vriendinnetje van me werd lastiggevallen door een jongen. Hij hield niet op. Ik gaf hem een rechtse op zijn ribben. Tenminste, nu weet ik hoe dat heet.' Langs het pad ligt halflang gras. De halmen zijn kort, en veel dikker dan de helm in de duinen. Ze liggen plat en dicht op elkaar, in vleugen zoals bij de huid van een paard. Chitty gaat naast het pad lopen, ze veert op en neer. Aan de rand van de rotsen komt hier en daar nevel omhoog. Josh houdt een eigen tempo en loopt een eind voor hen uit. Met zijn hoofd voorover gebogen worstelt hij tegen de wind. Er is iets bijzonders met hem. Hij kan heel aantrekkelijk zijn, maar het volgende ogenblik trekt er een muur om hem heen.
'En toen?', roept Caitlin.
'Oh, eh..., hij liet haar los. Hij haalde meteen uit. Ik dook eronder door. En tegelijk ging mijn eigen vuist omhoog. Hij stond met zijn handen voor zijn gezicht.' Het begint te hagelen. Korrels zo groot als erwten slaan in hun gezicht. Caitlin roept en wijst:
'Kijk, daar!' Ongeveer honderd meter verderop staat een soort hut langs het pad. Josh draaft er al op af, zijn handen in de zakken, armen stijf langs zijn lichaam. Chitty en Caitlin kijken elkaar aan en beginnen ook te hollen. Chitty houdt zich een beetje in voor Caitlin. De schuilhut is een stenen bouwsel, vers wit gepleisterd. Aan de luwe kant zijn een smalle ingang en twee rechthoekige kijkgaten uitgespaard. Aan de kant waar de wind vandaan komt zitten drie ronde gaten op ooghoogte, zo groot als patrijspoorten.
'Ah, dat hebben we nodig, even schuilen', zegt Caitlin behaaglijk. Ze schudden hun natte jassen wat uit.
'Waar zijn jullie zo druk over in gesprek?', vraagt Josh onvriendelijk. Waarom is hij zo achterdochtig, denkt Chitty.
'Chitty vertelt hoe ze met boksen is begonnen', zegt Caitlin. 'Ze kwam een vriendinnetje te hulp die werd lastiggevallen door een klootzak. Die vent begon háár te meppen, en ze sloeg meteen terug. Hoe ging het verder, Chitty?'
'Hij stond te huilen en vloeken.' Het is hier veel rustiger, ze zijn verlost van de hagel op hun gezichten, maar de wind maakt nog steeds zo veel herrie dat ze bijna moet schreeuwen. 'Toen deed hij zijn handen omlaag. Hij zag mij staan, hij vloog gillend op me af. "Ik zal je krijgen, kreng", riep hij, of zoiets. Voor ik het wist, stond hij op me in te beuken. Ik hield mijn armen voor mijn gezicht. Ik moet weg van hem, dacht ik, afstand. Mijn voeten waren al begonnen. Kleine huppelpasjes.' Chitty kijkt naar Josh die uit een van de vensters aan de luwe kant leunt. Wat is zijn rug recht en stram, hij lijkt wel een oude man. En hij drukt allebei zijn knieën naar achteren, met zijn hielen op de grond, zo kun je toch niet relaxed staan. Dan dringt het dreunen van de golven weer tot haar door. Na een paar tellen vraagt Caitlin:
'En toen?'
'Het leek wel of er vuur kwam uit zijn ogen. Ik voelde het branden op mijn huid. Zijn mond stond open. Zijn tanden kwamen bloot. Als een hond die gaat bijten. Ik bleef zachtjes huppelen. Bij elke klap wist ik wat hij van plan was. Verder deed ik niets. Hij was veel te sterk. Na een paar minuten kwamen er andere mensen bij. Die grepen hem vast.' Het hagelen is opgehouden.
'Zullen we doorlopen? Hier verderop is een prachtig uitzicht', zegt Caitlin. Ze gaan de schuilhut uit. De wind dwingt hen nog steeds om schuin voorover te hangen. Josh loopt in zichzelf verzonken achter Caitlin en Chitty. Caitlin gaat vooraan lopen en stapt een soort plateau op dat in zee uitsteekt. Halverwege de punt houdt het gras op, ze moeten een afstap maken van ongeveer een halve meter, van het gras en de kleilaag naar de rotsige ondergrond. Ze lopen verder over de kale rots en komen bij de rand. Diep onder hen kaatst het beukende water tegen de rotsen en stroomt het terug, tegen de aanstormende golven in. Ze zien een wild speltakel van water, schuim en nevel. Elke golf gaat gepaard met het gedreun dat ze horen en voelen. Ze ondergaan het zwijgend. Caitlin loopt langzaam door, in de richting van de landpunt.
'Hoe ging het daarna?', vraagt Josh. Chitty is zo onder de indruk dat de vraag niet tot haar doordringt.
'Wat bedoel je: daarna?', vraagt ze. '...Oh, dat boksen', zegt ze tenslotte. 'Naderhand kwam er een man naar me toe. Hij zei dat ik talent had. Of ik een keer naar zijn boksschool wilde komen.'
'Hier is een heel mooi uitzicht naar beneden', zegt Josh. Plotseling ziet ze zijn bovenlijf op zich af komen. In een reflex doet ze een stapje opzij. Als in een vertraagde film komt zijn grote lichaam langs haar heen, kantelt bij de rand en verdwijnt in de diepte. Verbijsterd loopt Chitty naar de rand en buigt zich voorzichtig voorover. Ze verwacht een kolkende branding en misschien nog een spartelende arm van Josh te zien. Hij ligt een heel stuk onder haar, op een plateautje. Vlak naast hem gaapt de diepte.
'Caitlin, Caitlin, kom hier, Josh is gevallen', Chitty schreeuwt het uit met alle kracht. Ze buigt zich over de rand naar Josh. Hij produceert meer godslasteringen dan ze in haar hele leven heeft gehoord. Zijn rechterbeen ligt in een vreemde stand. Hij houdt het vast alsof het elk ogenblik los kan raken. Zijn broekspijp kleurt donkerrood. Hij ligt op zijn zij, zijn schouder ligt precies op de rand, zijn hoofd hangt boven de diepte, zijn romp en benen liggen maar net op de rots. Als hij één verkeerde beweging maakt, glijdt hij over de rand, zo de golven in. 'Hou je stil, ik kom naar je toe', roept ze. Voor ze heeft kunnen nadenken, is ze op haar buik gaan liggen en draait ze haar benen over de rand. Met haar handen klauwt ze zich vast aan twee uitstekende hompjes rots. Voorzichtig beweegt ze haar voeten onder zich langs de rotswand, op de tast zoekend naar houvast. Vlak naast zich ziet ze de voeten en onderbenen van Caitlin.
'Caitlin, ga jij hulp halen. We krijgen hem nooit alleen omhoog.'
'Wat is er gebeurd?', vraagt Caitlin. 'Josh, Josh, wat is er aan de hand?' Hij reageert niet, maar blijft vloeken en kreunen.
'Hij gleed uit', zegt Chitty. 'Hij heeft iets gebroken, denk ik. Ik ga kijken of ik hem weg kan trekken van de rand. Ga jij naar het dorp, er moeten mensen komen met touwen en ladders.' Haar voeten hebben steun gevonden, ze tast met een hand langs de rots, op zoek naar houvast.
'Doe dat niet, Chitty. Je kent de rotsen niet. Ze zijn spekglad met dit weer. Straks val jij ook.'
'Ik red me wel, Cait. Jij weet hoe je zo snel mogelijk hulp kunt halen. Schiet jij nou maar op.' Haar hoofd is nu ter hoogte van Caitlins voeten.
'Oké, ik ga hulp halen. Het kan wel drie kwartier duren, voor ik terug ben.' Chitty ziet Caitlins voeten in beweging komen. Dan laat ze een been los om verder te tasten en kijkt ze tegen de rotswand. Ze is op zichzelf aangewezen, Josh onder haar, de gierende wind om haar heen, het dreunen van de golven in haar lichaam. Vastbesloten worstelt ze verder.
Tien minuten later is ze een paar meter gevorderd. Ze houdt zich vast aan een miezerig stronkje dat uit de rots steekt. Met haar andere hand probeert ze zo diep mogelijk in een spleet te komen. Pas dan tast ze met haar voet naar een lager plekje, tot ze houvast heeft gevonden. Nu de andere voet, au, haar enkel schuurt langs een scherpe rotspunt. Nog twee meter, dan is ze bij hem. Ze krijgt kramp in haar handen. De rotsen prikken door de dunne zooltjes van haar schoenen. Voorzichtig laat ze een hand los en zoekt lager naar houvast. Gelukkig, een ribbel die zich laat grijpen als een handvat. Nu de andere, ze vindt weer een spleet. Haar vingertoppen passen er net in. De regen loopt langs haar kraag haar nek in. Ze laat voorzichtig een voet zakken, probeert omlaag te kijken, maar kan niet goed zien of er houvast is. Behoedzaam tast ze met haar voet langs de rots. Voelt een richeltje, nee te smal, zodra ze druk geeft, glijdt ze weg. Iets lager dan, ja een inham met genoeg ruimte om haar tenen neer te zetten. Dan de andere voet. Ze is zo moe dat ze met grove bewegingen heen en weer zwaait langs de rots. Ze hoopt een wat grotere richel of knobbel te vinden. Niets. Ze verbijt zich. Toch voorzichtig tasten, dat levert meer op. En ja, een klein richeltje. Nog een keer handen en voeten verplaatsen, dan durft ze het laatste stukje wel te springen. Zelfs als ze uitglijdt, is er net genoeg ruimte om opzij te rollen.
'Oké, Josh, rustig aan maar. Ik ga proberen om je een beetje weg te trekken van de rand.' Nooit geweten dat haar Engels zo goed was. Ze wil hem onder zijn oksels pakken en dan zijn romp in een draaiende beweging wegslepen van de rand. Ze bukt zich en steekt haar handen onder zijn oksels.
'Wat ben je aan het doen, gotverdomme! Straks flikker ik naar beneden!', schreeuwt hij. Het klinkt woedend en angstig tegelijk.
'Rustig maar, ik wil je juist weg hebben van die rand', zegt Chitty.
'Blijf met je poten van me af, kreng', tiert hij, 'je probeert me er in te sodemieteren, ik heb je wel door, vuile teef.' Met zijn vrije arm slaat hij wild om zich heen.
'Josh, rustig, ik probeer je juist weg te slepen!' Chitty grijpt zijn jas en begint te sjorren. Ze trekt uit alle macht en krijgt hem een stukje weg van de rand.
'Godverdomme, je maakt me aan het schrikken, begrijp je dat niet!' Hij klinkt nog steeds woedend, maar hij zet zijn handen op de rots en probeert zich zelf weg te duwen. Zijn bovenlijf schuift een flink stuk op. Chitty doet een stap opzij, ze pakt zijn broeksriem en trekt aan zijn onderlichaam. 'Au, auw!', brult hij. 'Auw! Dat doet godvergeten pijn, kreng!' Maar ook nu probeert hij mee te werken. Nu is zijn hele lichaam op veilige afstand van de rand. Chitty vindt het wel genoeg.
'Rol nu voorzichtig om. Dat je op je rug ligt', zegt ze. 'Ik moet naar je been kijken. Je broek is kletsnat van het bloed.'
'Ik heb liever dat je eraf blijft', kreunt hij. 'Het doet onwijs pijn. Je bent toch geen dokter ofzo.'
'Nee, maar het is niet goed als het blijft bloeden.' Voorzichtig tilt ze zijn broekspijp aan het eind een beetje op en kijkt er onder. Boven zijn sok ziet ze een bloederige massa. Ze laat de broekspijp los en kijkt haastig een andere kant uit. Ze voelt een golf misselijkheid omhoog komen. Ze ademt in, zo diep ze kan. Ze houdt haar adem even vast en laat de lucht dan langzaam door haar keel stromen. De kolkende massa water spoelt langzaam terug op haar netvlies en verdringt het beeld van Josh' been. Ze komt overeind, strekt haar knieën en doet voorzichtig een paar stappen, weg van Josh en de rand.
'Kut, man, je hebt een lelijke wond.' Ze kijkt hem aan. De boosheid is uit zijn blik verdwenen, zijn mond staat vertrokken van de pijn. Toch ziet ze weer het baby-achtige dat haar zo vertederde. 'Ik ga je verbinden. Anders verlies je misschien teveel bloed. We kunnen niet wachten tot Caitlin terug is met hulp.' Ze heeft haar fleece sjaal afgedaan, en loopt naar hem toe. 'Ik draai deze sjaal om je been.' Geen idee hoe dat moet, maar alle beetjes helpen, denkt ze. Ik doe maar net of ik er verstand van heb, anders begint hij weer te schreeuwen. Ze schuift de sjaal voorzichtig onder zijn been, neemt de einden samen en draait er aan de zijkant een stevige knoop in.
'Auw, auw, een beetje voorzichtig, alsjeblieft!' De knoop zit vast. Ze is doodmoe, ineens. Ze komt overeind, loopt zo ver mogelijk van hem weg en gaat zitten. Ze trekt haar knieën op, en slaat haar armen er omheen. Ze probeert de film van wat er net is gebeurd, weg te drukken, en zich te concentreren op de wedstrijd van morgen. In gedachten trekt ze haar bokshandschoenen aan.

   Ze hoort het slaan van autoportieren, opgewonden mannenstemmen. Ze kijkt omhoog en ziet twee, drie, vier hoofden verschijnen.
'Ja, daar ligt hij!'
'Die Hollandse meid is er ook bij!'
'Josh, we komen je halen! Blijf stil liggen!'
'Hoe krijgen we hem omhoog?'
Josh draait zich een beetje om en steunt op zijn elleboog. Met de andere hand houdt hij angstvallig zijn been vast.
'Jongens, voorzichtig, alsjeblieft!', roept hij uit alle macht. 'Ik verrek van de pijn.'
'Hallo, Josh. Fijn dat we op je feestje mogen komen.'
'Het is en blijft een rare snuiter.'
'Oké, mannen. Twee gaan er naar beneden, met touwen. Dan laten we de brancard zakken en hijsen we hem op. Terug naar de auto’s, touwen halen en de brancard pakken.' De hoofden verdwijnen op één na. 'Meissie, hoe is het met jou?' Dezelfde stem die net bevelen gaf. Chitty ziet een hoofd met warrig rood haar, dikke wenkbrauwen en ongeschoren kaken.
'Ik mankeer niets. Josh is gevallen, hij heeft een grote wond aan zijn been, denk ik. Ik ben alleen maar achter hem aan gekropen.'
Twee mannen komen voorzichtig abseilend omlaag. Boven leunt een derde man voorover. Hij laat een langwerpige bundel zakken. Het is een pakket van grijs zeildoek, waaruit polsdikke stokken steken. Chitty stapt opzij en geleidt het naar de grond.
'Hallo', zegt een van de neergekomen mannen. 'Ik ben Paul. We leggen de brancard naast Josh en dan verplaatsen we hem. Bemoei jij je er maar even niet mee.'
'Ik heb hem in mijn eentje bij de rand weggetrokken. Ik kan jullie heus wel van dienst zijn', zegt Chitty.
'Je hebt me godvergeten veel pijn gedaan, kreng', roept Josh. 'Blijf jij maar liever van me af. Het is zo al erg genoeg.'
'Goed, neem jij zijn voeten', zegt Paul tegen Chitty. 'Stephen, ga jij daar staan en pak hem bij zijn schouders, dan neem ik zijn middel. Even doorbijten, Josh. Jongens, bij drie, gaan we. Een… twee… drie!! Ja, snel! Oké! Hij ligt.' Josh gilt het uit.
'Godver, godver, dat doet pijn! Auw, auw, auw! Julie laten me kreperen! Deze pijn houdt geen paard vol! Hebben jullie geen spuitje voor me?!' Paul en Stephen pakken zonder omhaal de dragers, lopen met de brancard en Josh naar de rotswand, zetten hem neer en maken de touwen vast aan hoofd- en voeteneind.
'Michael, we zijn zo ver!', roept Paul omhoog. Chitty kijkt naar boven en ziet naast de roodharige man het hoofd van Richard verschijnen, de sjofele man uit de kroeg.
'Josh, ze zeggen dat je gevallen bent, maar daar geloof ik niets van', roept hij. 'Jij kent iedere meter van het terrein hier. Ik weet nog goed hoe kwaad je vader was, als je weer eens was betrapt op het stropen van konijnen. Mij kun je niet belazeren.'
'Gewoon, ik gleed uit, en toen viel ik.' Josh klinkt onwillig. 'Die griet kan precies vertellen hoe het is gegaan. Ze stond er naast. Ik wou haar de Aran Islands wijzen. Mijn voet gleed weg, en daar ging ik.' Chitty is stomverbaasd. Zijn lichaam kwam uit het niets opzetten. Hij maakte helemaal geen aanstalten om haar iets te vertellen. De mannen boven halen de touwen aan en Josh zweeft een halve meter boven de grond.
'Josh, hoe kan dat nou?', Richards stem klinkt lijzig. Zijn hoofd en schouders wiebelen een beetje. 'Jij bént niet gevallen, mannetje. Dat grietje stond naast je, zeg je. Heb je misschien geprobeerd om haar over de rand te duwen? Dat lijkt op de Josh die ik ken. Richard is dronken, Richard is de dorpsgek. Maar Richard heeft zijn ogen niet in zijn zak. Ik weet nog goed dat je probeerde om Andrew onder een auto te duwen, toen je dacht dat hij je vriendinnetje af wou pikken. Kom op, mannetje, vertel het maar.' Richard pakt een van de mannen die aan de touwen staan, en schudt diens schouders. De brancard slingert en stoot tegen de rotswand. 'Gotverdomme, wat gebeurt er!', gilt Josh angstig. 'Kankert op, mongool, je bent weer eens dronken. Schiet toch op, jongens, straks val ik nóg een keer.'
'Ben jij besodemieterd!', roept Michael en geeft Richard een harde duw.
'Ja, gooi me maar opzij', roept deze. 'De dorpsgek loopt weer eens in de weg. Maar ik zeg jullie: die gozer deugt niet.' Hij loopt naar de andere hijsende man, pakt het touw, trekt het met een ruk omhoog en laat het abrupt weer los. De brancard komt schuin omhoog, valt met ruk horizontaal en schudt vervaarlijk. Josh begint lang en hard te gillen.
'Ik heb haar niet geduwd, klootzak. Ik heb haar geen zet willen geven. Ik ben alleen maar uitgegleden. Ik ben onschuldig!' Het klinkt als het piepen van een varken in doodsnood.

   Niamh is geen partij, ook al kost het Chitty grote moeite om zich te concentreren. Had Josh haar willen duwen? Maar waarom in hemelsnaam? Hij kent haar niet eens. Tot twee keer toe voelt ze zoveel boosheid opkomen dat ze het arme meisje met woeste roffels door de ring jaagt. In de hoek na de eerste ronde waarschuwt Arslan bits:
'De eerste ronde verkennen en aftasten, hoe vaak heb ik je dat verteld? En met dat woeste gebeuk krijg je de scheids tegen je.' Is die Richard helemaal in orde? Hij heeft wel gelijk, er is iets vreemds aan Josh. Maar zo erg kan het toch niet zijn. Ze plaatst een paar venijnige stoten op de borsten van Niamh. De scheids trekt haar weg en steekt waarschuwend een hand tegen haar op. Wat doe je nou? Waarom ben je zo gemeen? Vanwege Josh, verdomme! Want het was geen echte valbeweging, toen hij langs haar gleed. In de tweede pauze wordt Arslan goed boos:
'Wat is er met jou aan de hand. Houd je in. Je verwaarloost je verdediging. Je techniek is waardeloos. Ga nou eens boksen, dit lijkt nergens op.' Voor ze wat kan zeggen, wringt hij ruw het bit terug in haar mond.
Na de wedstrijd glipt ze snel de sportschool uit. Arslan kan de pot op. Ze heeft met Caitlin afgesproken om samen naar het ziekenhuis in Shannon te gaan. Josh is geopereerd, hij heeft een plaat in zijn been. Hij had erg veel bloed verloren.
'Ik wil je nog bedanken', zegt Caitlin in de auto. Ze rijdt veel te hard. 'Het was heel dapper van je, dat je naar hem toeging. Als jij hem niet had weggesleept, was hij misschien wel over de rand gegleden.'
'Ik was al onderweg voor ik het zelf in de gaten had. Een soort reflex', zegt Chitty. 'Zoiets doe je toch gewoon? Daar denk je niet bij na.'
'Dat doen echt niet veel mensen, Chitty. Zoveel risico nemen, en dan nog voor iemand die je eigenlijk helemaal niet kent. Ik weet niet of ík het gedaan zou hebben. En ik ben degene die van hem houdt.'
'Hoe lang ken je hem al, Cait?'
'In dit dorp kent iedereen elkaar. We zijn samen opgegroeid. De eerste keer dat ik hem zag, was op het grasveld achter bij O'Sullivan. We konden amper lopen. We deden verstoppertje tussen de lakens die aan de waslijn hingen. Ik weet nog goed dat hij ontzettend boos werd. Als hij ging zoeken, glipten wij steeds weg achter een ander laken, dat hoorde bij het spelletje. Voor de zoeker was het de kunst om meteen achter het goede laken te kijken. Maar hij kon er niet tegen dat je niet zat op de plek waar hij je voor het laatst had gezien. Hij wilde niet meer meespelen. Ik vond het eigenlijk vreemd, dat hij zo boos werd, het was toch maar een spelletje. Ook later, op school, deed hij vaak niet mee met de anderen, met niemand, eigenlijk. De meeste andere kinderen lachten hem uit, ze vonden hem raar. Maar ik heb lang tegen hem op gekeken. Ik dacht dat hij heel sterk was. Ik vond hem lief. En hij kan er zo schattig uitzien, net een glimmende baby…'
'Ik weet precies wat je bedoelt', zegt Chitty. 'Hij heeft iets vertederends. Dat je hem zó in je armen wilt nemen…'
'Voel jij dat ook? Ik dacht dat ik de enige was. De meeste mensen keren zich toch van hem af. Hij kan heel onbehouwen zijn, bot. Soms denk ik wel eens dat hij geen inlevingsvermogen heeft. Hij kan mensen enorm kwetsen, maar het lijkt wel of hij dat niet in de gaten heeft. Dan is hij helemaal in zichzelf opgesloten.'
'Kun je wat rustiger rijden?', vraagt Chitty. 'Dat inhalen ging maar net goed. Ik vind het eng, dat links rijden, ik ben het niet gewend.'
'Ja, je hebt gelijk. Ik rijd als een gek, dat is helemaal mijn stijl niet. Maar ik ben ontzettend gespannen. Ik weet niet precies wat er is. Eerst valt Josh. En dan dat gedoe met Richard. Weet je nog dat ik je bij hem weghaalde, in Fitzpatricks? Hij is een vreemde man. Meestal verkoopt hij onzinnige dronkemanspraat. Dan zit hij wat te mopperen of te roddelen. Ik heb hem nog nooit zo, zo… wakker meegemaakt. Dat hij zich ergens mee bemoeit. Hij was echt heel boos op Josh. Maar waarom? Hij is er niet bij geweest. Hij speculeert maar wat. En, trouwens, Josh ís toch uitgegleden? Jij was er zelf bij? Als iemand je probeert te duwen, ga je hem toch niet redden?'
'Pas op, daar steekt iemand over!', gilt Chitty. Caitlin trapt op de rem en gooit het stuur om. Ze kan nog net een oude man met rollator ontwijken. 'Jesis, Cait, even dimmen. Wat is er aan de hand met je?'
'Pfoe-oe', Caitlin gaat met een slakkengang verder, 'dat was geluk hebben. Ik had écht niets in de gaten.'
'Ik weet het niet, Cait', zegt Chitty. 'Ik ben doodmoe, er is zo veel gebeurd, ik kan het niet goed meer volgen. Eigenlijk wil ik slapen. En tegelijk ben ik ongelooflijk boos. Op die rotzak van een Josh. Als het toch eens waar is… Het ging zo snel, ik weet gewoon niet zeker of hij zo maar viel, of dat hij… Denk je dat hij zoiets zou kúnnen doen…?'
'Ik wou dat ik het kon zweren, maar… Josh is soms zo drammerig, het moet allemaal op zíjn manier. Hij kan echt álles doen om zijn zin te krijgen…' Caitlin vertraagt overdreven bij het naderen van een kruispunt. 'Maar ik kán het niet geloven, weet je. Ik kán het gewoon niet. Hij is mijn Josh. Ik houd van hem. Er kán gewoon niets mis met hem zijn. Dat begrijp je toch wel?' Ze trekt weer veel te fel op.

   De deken bij Josh's benen staat in een soort bergje. Caitlin loopt de kamer uit om de bloemen in een vaas te zetten. Dit is het moment. Chitty staat op en gaat naast het bed staan.
'Ik durf het niet te geloven, Josh. Richard heeft gelijk. Je bent niet zomaar gevallen. Er is geen andere mogelijkheid.'
'Je gelooft toch niet wat zo’n dronkenlap vertelt? Het is toch klip en klaar. Ik ben gewoon uitgegleden.'
'Josh, ik was er zelf bij. Je hebt helemaal niet naar een of ander eiland gewezen. Je kwam ineens in volle vaart aanzetten. Het wás geen ongeluk. Maar waarom? Waarom? Wat heb ik je gedaan? Je ként me niet eens.' Ze buigt wat over het bed en kijkt hem recht in de ogen. 'Dat is alles wat ik wil. Weten waarom. Daarna ga ik naar huis, en je hoort nooit meer wat van me.'
'Je hebt het recht niet…'
'Hoezo… Als er iemand recht heeft om het te weten, ben ík het.'
'Je hebt het recht niet om Niamh te verslaan. Hoor je? Niamh is van hier. Jij komt even overvliegen, je bent een vreemde. Je komt haar droom verpesten, en dan ga je weer gewoon terug. Dat is niet rechtvaardig. Je bent veel te sterk voor haar, dat zag ik meteen. Het hoort niet, het is zo gemeen.'
'Dat is boksen, Josh. De een wint, de ander verliest.'
'Nee, het is niet goed. Zo mag het niet gaan. Niamh moet winnen.'
'Het is een wedstrijd. Wie niet wil verliezen, moet niet meedoen. Dat zijn de regels van het spel.'
'Maar mijn regels zijn anders. Niamh mag niet verliezen. Begrijp dat dan. Ze is mijn nichtje. Haar vader is dood. Ze móét winnen. Zo is het.'
'Wat gebeurt er dan als ze niet wint?'
'Dat weet ik niet. Daar wil ik niet aan denken, dat is gevaarlijk. Dat mag gewoon niet gebeuren. Begrijp dat dan, verdomme.'
'Hoe vind je ze zo staan, de bloemen?', Caitlin komt opgewekt binnen.

   Het vliegtuig taxiet naar de startbaan. 'Maak je gordel vast', zegt Arslan dwingend. Ook dat nog, hij gaat weer commanderen. 'We gaan het zo nog even over de wedstrijd hebben. Je hebt gewonnen, maar het leek nergens op.' Voor het eerst van haar leven krijgt ze hoofdpijn. Ze wou dat ze thuis was. Met mama kiften over haar kleedgeld. Het leven was zo simpel, vroeger.