De versnellingsbak giert als Arslan weer verkeerd schakelt. Razendsnel trapt hij
de koppeling van het huurautootje in. Met zijn linkerhand trekt en duwt hij
hardhandig aan de pook. 'Stomme Ieren', tiert hij, 'waarom kunnen ze niet gewoon
het stuur links zetten en rechts rijden. Dat doen alle beschaafde mensen.'
Chitty vindt dat hij veel te hard rijdt over de bochtige landweggetjes. Ze heeft
het afgeleerd om iets te zeggen als hij in zo'n bui is. Ze kijkt opzij naar
buiten. Het landschap glooit een beetje. Vet gaaf. Vanmorgen uit het raam van
haar zolderkamer had ze drie sprietige boompjes kunnen bekijken, zand op het
trottoir en een braaf rijtje huizen met gordijntjes aan de overkant. En nu heeft
ze voor het eerst van haar leven gevlogen. Rijdt ze in een auto aan de linker
kant van de weg alsof het doodnormaal is.
Arslan begint op gebiedende toon instructies te geven. 'Meisje, we gaan zo snel
mogelijk slapen. Je bent een beetje uit je ritme, je hebt ook nog dikke benen
van het vliegtuig. Het is nu negen uur, je kunt er voor tienen in liggen. Morgen
om acht uur wil ik je aan het ontbijt hebben. Daarna een half uurtje touwtje
springen en wat schijnboksen. Dan naar de zaal. Neem je tijd om rustig rond te
kijken. Je moet je thuis voelen, anders ontspan je niet. Nou, het programma ken
je uit je hoofd. Een uur sparren met die Ieren. 's Middags vrij. Eind van de
middag nog een half uur sparren. We eten met elkaar in het huisje. Dan weet ik
tenminste zeker wat je binnen krijgt. Ze houden hier erg van vette hompen. Dan
vroeg naar bed, en de grote dag.'
Chitty’s blik dwaalt weg, hij heeft het dit allemaal eerder verteld. Wat zijn ze
klein, de huizen en boerderijen. Ze tekenen zich af als donkere silhouetten. Wat
voor mensen zouden dat zijn, die hier wonen?
'Heb
je me gehoord, Chitty?' De stem van Arslan dringt plots tot haar door. 'Niet
meteen in de eerste ronde de wedstrijd willen winnen. Je bent veel te gretig.
Wacht gewoon even af, leer je tegenstander kennen. Scoren doe je in de tweede en
derde ronde.'
'De
punten uit de eerste ronde tellen net zo zwaar', floept ze eruit. 'Sorry, laat
maar, je hebt helemaal gelijk.' Ze hebben er al zó vaak over gekift, ze heeft er
nu geen zin in.
Arslan
staat in een hoek van de pub aan een gokautomaat. De ochtendtraining is achter
de rug.
'Wanneer
gaan we iets anders doen? Ik verveel me hier dood', zegt Chitty.
'Jij
wil zeker weer trainen, maar het is niet goed om de hele dag bezig te zijn met
hetzelfde', zegt Arslan. 'Je moet op tijd een beetje ontspannen, dat heb je
nodig om optimaal te presteren. Ik heb het gister in de auto nog uitgelegd.'
'In
zo’n kroeg hangen is voor mij geen ontspanning', zegt Chitty. 'Ik ga liever naar
buiten.' Ze kijkt voor de vierde keer in het rond. Ze verstaat geen bal van wat
de mensen tegen elkaar zeggen, het klinkt zangerig, met veel knauwen. De
tafeltjes die langs de muren staan, zijn van elkaar gescheiden door houten
schotten. Pff, ze ziet ze wiebelen als mensen opstaan en er tegen stoten. Langs
de bovenrand hebben ze glas-in-lood, bruin en donkerrood, lekker saai. Ze loopt
weg van Arslan, terug naar het tafeltje bij de open haard waar haar cola staat.
'Jij
bent zeker nieuw hier?', vraagt een man die bijna tegen haar aan loopt. Hij
waggelt een beetje. Hij praat het Engels dat ze kent van school. Eindelijk,
iemand die ze kan verstaan. Hij heeft een donker jasje aan, een vettig overhemd
en daaronder een T-shirt dat te vies is om een eigen kleur te hebben. 'Ik heb je
nog niet eerder gezien. Weet je, ik woon hier al heel lang, en ik ken de mensen,
ook als ze niet hier bij Fitzpatricks komen.' Hij wankelt, legt snel een hand op
haar schouder, anders was hij gevallen. Zijn hoofd is nu heel dicht bij, het
wiebelt. Chitty ruikt een zoete lucht die uit zijn mond komt. Zijn tanden staan
schots en scheef, een paar zijn donkerbruin. 'Ik kan aan je kleren zien dat je
een buitenlander bent. Waar kom je vandaan?' Ze aarzelt even, weet niet goed wat
ze van deze man moet denken.
'Dit
is Richard', zegt een jonge vrouw die ineens naast Chitty is komen staan. Ook
zij praat Engels, maar met een veel dikker accent dan de man. Dat zal wel Iers
zijn, denkt Chitty. 'Hij is onze notaris, dorpsdokter en hij schrijft. Hij is nu
aan zijn derde boek bezig, is het niet, Richard?', vraagt ze. In het stijgen van
haar toonhoogte zit iets neerbuigends. Ze troont Chitty mee, naar het raam. 'Je
bent zo een uur en vijf bier verder als hij zijn gang gaat'’, zegt ze wat
zachter terwijl ze haar hoofd in de richting van Chitty's oor buigt. 'Je ziet er
uit alsof je wel wat beters te doen hebt dan luisteren naar de huilverhalen van
de dorpsdronkaard.' Aan het tafeltje waar de vrouw haar naar toe brengt, zit een
jonge man. Hij heeft rossig haar, een bol gezicht met blauwe ogen. Hij moet al
in de twintig zijn, denkt Chitty, maar wat ziet hij er schattig uit, hij lijkt
wel een dikke baby. Ze zou hem zo tegen zich aan willen trekken.
'Dit
is Josh, ik ben Caitlin. Josh, Richard probeerde weer bier los te krijgen bij
mensen die hem niet kennen.'
'Die
klootzak hoort in een sanatorium, niet los op straat. Hij valt voortdurend
mensen lastig', zegt Josh nors. Hij kijkt argwanend naar Chitty en dan weer naar
Caitlin: 'Waarom breng je dit meisje mee? Hebben we niet genoeg aan onze eigen
problemen?'
'Ze
komt uit het buitenland, Josh, ik dacht, misschien wel interessant.'
'Dat
ze een vreemde is, dat zie ik ook wel', zegt hij gemelijk. Wel een beetje
knorrige baby, denkt Chitty. Zijn ogen staan op ver weg, hij lijkt haar en
Caitlin niet te zien.
'Dit
zou wel eens het meisje uit Nederland kunnen zijn tegen wie Niamh morgen moet
boksen', zegt Caitlin met een sussende toon.
'Ja,
is dat zo?' Zijn stem ontdooit een beetje. 'Is het eerlijk, kom je uit Nederland
en ben je hier om te boksen?' Er komt aandacht in de blik waarmee hij naar
Chitty kijkt. Ze wordt er warm van.
'Ja,
hoe weten jullie dat?', vraagt Chitty. Ze is stomverbaasd.
'Dit
is niet echt het seizoen voor toerisme', zegt Caitlin, 'en ik wist dat zijn
nichtje tegen een meisje uit Nederland zou boksen. Één en één is twee. Hoe heet
jij eigenlijk?'
Caitlin
had gevraagd of ze wat van de omgeving wilde zien: 'Hier vlak bij begint een van
de mooiste wandelingen langs de westkust van Ierland.' Aan zijn gokkast had
Arslan verstrooid gemompeld dat ze met een uurtje terug moest zijn. Ze zijn met
de auto naar de rand van het dorp gereden en rijden een groot parkeerterrein op.
'We
zijn er', zegt Caitlin. 'Je zult het prachtig vinden.' Chitty stapt uit en wordt
gegrepen door de wind. Ze kan zich nog net vastgrijpen aan de deurstijl.
'Pas
op, jongens! Het waait als een gek!' Ze draait haar rug naar de wind om haar
jack goed dicht te ritsen. Ze moet iets achterover leunen om haar evenwicht te
bewaren. Josh doet de kofferbak open en geeft Caitlin een stevig rood jack met
capuchon. Chitty snuift diep: Ah, zout. Op de achtergrond hoort ze een ritmisch
dreunen, het is zo heftig dat ze het gewoon voelt. Ze nemen de tijd om hun
kleding in orde te maken. Caitlin wijst naar de verste hoek van het
parkeerterrein:
'Daar
is het pad.' Ze beginnen te lopen. Ze laten zich wat voorover hangen. Nu ze de
zee naderen, wordt het dreunen indringender. Chitty voelt haar trommelvliezen en
middenrif trillen. Het ritme doet haar denken aan de grote klok bij oma in de
kamer, maar dan nog langzamer. Josh en Caitlin komen ieder aan een kant naast
haar lopen.
'Hoe
lang boks je al?', vraagt Caitlin luidkeels. Chitty is eraan gewend dat iedereen
stomverbaasd is over haar boksen. Een meisje dat bokst, dat kan toch niet? Is ze
niet bang voor de pijn van rake klappen? Wil ze later bloemkooloren krijgen?
Caitlins vraag klinkt anders.
'Het
begon toen ik tien was', schreeuwt ze terug. 'Een vriendinnetje van me werd
lastiggevallen door een jongen. Hij hield niet op. Ik gaf hem een rechtse op
zijn ribben. Tenminste, nu weet ik hoe dat heet.' Langs het pad ligt halflang
gras. De halmen zijn kort, en veel dikker dan de helm in de duinen. Ze liggen
plat en dicht op elkaar, in vleugen zoals bij de huid van een paard. Chitty gaat
naast het pad lopen, ze veert op en neer. Aan de rand van de rotsen komt hier en
daar nevel omhoog. Josh houdt een eigen tempo en loopt een eind voor hen uit.
Met zijn hoofd voorover gebogen worstelt hij tegen de wind. Er is iets
bijzonders met hem. Hij kan heel aantrekkelijk zijn, maar het volgende ogenblik
trekt er een muur om hem heen.
'En
toen?', roept Caitlin.
'Oh,
eh..., hij liet haar los. Hij haalde meteen uit. Ik dook eronder door. En
tegelijk ging mijn eigen vuist omhoog. Hij stond met zijn handen voor zijn
gezicht.' Het begint te hagelen. Korrels zo groot als erwten slaan in hun
gezicht. Caitlin roept en wijst:
'Kijk,
daar!' Ongeveer honderd meter verderop staat een soort hut langs het pad. Josh
draaft er al op af, zijn handen in de zakken, armen stijf langs zijn lichaam.
Chitty en Caitlin kijken elkaar aan en beginnen ook te hollen. Chitty houdt zich
een beetje in voor Caitlin. De schuilhut is een stenen bouwsel, vers wit
gepleisterd. Aan de luwe kant zijn een smalle ingang en twee rechthoekige
kijkgaten uitgespaard. Aan de kant waar de wind vandaan komt zitten drie ronde
gaten op ooghoogte, zo groot als patrijspoorten.
'Ah,
dat hebben we nodig, even schuilen', zegt Caitlin behaaglijk. Ze schudden hun
natte jassen wat uit.
'Waar
zijn jullie zo druk over in gesprek?', vraagt Josh onvriendelijk. Waarom is hij
zo achterdochtig, denkt Chitty.
'Chitty
vertelt hoe ze met boksen is begonnen', zegt Caitlin. 'Ze kwam een vriendinnetje
te hulp die werd lastiggevallen door een klootzak. Die vent begon háár te
meppen, en ze sloeg meteen terug. Hoe ging het verder, Chitty?'
'Hij
stond te huilen en vloeken.' Het is hier veel rustiger, ze zijn verlost van de
hagel op hun gezichten, maar de wind maakt nog steeds zo veel herrie dat ze
bijna moet schreeuwen. 'Toen deed hij zijn handen omlaag. Hij zag mij staan, hij
vloog gillend op me af. "Ik zal je krijgen, kreng", riep hij, of zoiets. Voor ik
het wist, stond hij op me in te beuken. Ik hield mijn armen voor mijn gezicht.
Ik moet weg van hem, dacht ik, afstand. Mijn voeten waren al begonnen. Kleine
huppelpasjes.' Chitty kijkt naar Josh die uit een van de vensters aan de luwe
kant leunt. Wat is zijn rug recht en stram, hij lijkt wel een oude man. En hij
drukt allebei zijn knieën naar achteren, met zijn hielen op de grond, zo kun je
toch niet relaxed staan. Dan dringt het dreunen van de golven weer tot haar
door. Na een paar tellen vraagt Caitlin:
'En toen?'
'Het
leek wel of er vuur kwam uit zijn ogen. Ik voelde het branden op mijn huid. Zijn
mond stond open. Zijn tanden kwamen bloot. Als een hond die gaat bijten. Ik
bleef zachtjes huppelen. Bij elke klap wist ik wat hij van plan was. Verder deed
ik niets. Hij was veel te sterk. Na een paar minuten kwamen er andere mensen
bij. Die grepen hem vast.' Het hagelen is opgehouden.
'Zullen
we doorlopen? Hier verderop is een prachtig uitzicht', zegt Caitlin. Ze gaan de
schuilhut uit. De wind dwingt hen nog steeds om schuin voorover te hangen. Josh
loopt in zichzelf verzonken achter Caitlin en Chitty. Caitlin gaat vooraan lopen
en stapt een soort plateau op dat in zee uitsteekt. Halverwege de punt houdt het
gras op, ze moeten een afstap maken van ongeveer een halve meter, van het gras
en de kleilaag naar de rotsige ondergrond. Ze lopen verder over de kale rots en
komen bij de rand. Diep onder hen kaatst het beukende water tegen de rotsen en
stroomt het terug, tegen de aanstormende golven in. Ze zien een wild speltakel
van water, schuim en nevel. Elke golf gaat gepaard met het gedreun dat ze horen
en voelen. Ze ondergaan het zwijgend. Caitlin loopt langzaam door, in de
richting van de landpunt.
'Hoe
ging het daarna?', vraagt Josh. Chitty is zo onder de indruk dat de vraag niet
tot haar doordringt.
'Wat
bedoel je: daarna?', vraagt ze. '...Oh, dat boksen', zegt ze tenslotte.
'Naderhand kwam er een man naar me toe. Hij zei dat ik talent had. Of ik een
keer naar zijn boksschool wilde komen.'
'Hier
is een heel mooi uitzicht naar beneden', zegt Josh. Plotseling ziet ze zijn
bovenlijf op zich af komen. In een reflex doet ze een stapje opzij. Als in een
vertraagde film komt zijn grote lichaam langs haar heen, kantelt bij de rand en
verdwijnt in de diepte. Verbijsterd loopt Chitty naar de rand en buigt zich
voorzichtig voorover. Ze verwacht een kolkende branding en misschien nog een
spartelende arm van Josh te zien. Hij ligt een heel stuk onder haar, op een
plateautje. Vlak naast hem gaapt de diepte.
'Caitlin, Caitlin, kom hier, Josh is gevallen', Chitty schreeuwt het uit met
alle kracht. Ze buigt zich over de rand naar Josh. Hij produceert meer
godslasteringen dan ze in haar hele leven heeft gehoord. Zijn rechterbeen ligt
in een vreemde stand. Hij houdt het vast alsof het elk ogenblik los kan raken.
Zijn broekspijp kleurt donkerrood. Hij ligt op zijn zij, zijn schouder ligt
precies op de rand, zijn hoofd hangt boven de diepte, zijn romp en benen liggen
maar net op de rots. Als hij één verkeerde beweging maakt, glijdt hij over de
rand, zo de golven in. 'Hou je stil, ik kom naar je toe', roept ze. Voor ze
heeft kunnen nadenken, is ze op haar buik gaan liggen en draait ze haar benen
over de rand. Met haar handen klauwt ze zich vast aan twee uitstekende hompjes
rots. Voorzichtig beweegt ze haar voeten onder zich langs de rotswand, op de
tast zoekend naar houvast. Vlak naast zich ziet ze de voeten en onderbenen van
Caitlin.
'Caitlin,
ga jij hulp halen. We krijgen hem nooit alleen omhoog.'
'Wat
is er gebeurd?', vraagt Caitlin. 'Josh, Josh, wat is er aan de hand?' Hij
reageert niet, maar blijft vloeken en kreunen.
'Hij
gleed uit', zegt Chitty. 'Hij heeft iets gebroken, denk ik. Ik ga kijken of ik
hem weg kan trekken van de rand. Ga jij naar het dorp, er moeten mensen komen
met touwen en ladders.' Haar voeten hebben steun gevonden, ze tast met een hand
langs de rots, op zoek naar houvast.
'Doe
dat niet, Chitty. Je kent de rotsen niet. Ze zijn spekglad met dit weer. Straks
val jij ook.'
'Ik
red me wel, Cait. Jij weet hoe je zo snel mogelijk hulp kunt halen. Schiet jij
nou maar op.' Haar hoofd is nu ter hoogte van Caitlins voeten.
'Oké, ik ga hulp halen. Het kan wel drie kwartier duren, voor ik terug ben.'
Chitty ziet Caitlins voeten in beweging komen. Dan laat ze een been los om
verder te tasten en kijkt ze tegen de rotswand. Ze is op zichzelf aangewezen,
Josh onder haar, de gierende wind om haar heen, het dreunen van de golven in
haar lichaam. Vastbesloten worstelt ze verder.
Tien minuten later is ze een paar meter gevorderd. Ze houdt zich vast aan een
miezerig stronkje dat uit de rots steekt. Met haar andere hand probeert ze zo
diep mogelijk in een spleet te komen. Pas dan tast ze met haar voet naar een
lager plekje, tot ze houvast heeft gevonden. Nu de andere voet, au, haar enkel
schuurt langs een scherpe rotspunt. Nog twee meter, dan is ze bij hem. Ze krijgt
kramp in haar handen. De rotsen prikken door de dunne zooltjes van haar
schoenen. Voorzichtig laat ze een hand los en zoekt lager naar houvast.
Gelukkig, een ribbel die zich laat grijpen als een handvat. Nu de andere, ze
vindt weer een spleet. Haar vingertoppen passen er net in. De regen loopt langs
haar kraag haar nek in. Ze laat voorzichtig een voet zakken, probeert omlaag te
kijken, maar kan niet goed zien of er houvast is. Behoedzaam tast ze met haar
voet langs de rots. Voelt een richeltje, nee te smal, zodra ze druk geeft,
glijdt ze weg. Iets lager dan, ja een inham met genoeg ruimte om haar tenen neer
te zetten. Dan de andere voet. Ze is zo moe dat ze met grove bewegingen heen en
weer zwaait langs de rots. Ze hoopt een wat grotere richel of knobbel te vinden.
Niets. Ze verbijt zich. Toch voorzichtig tasten, dat levert meer op. En ja, een
klein richeltje. Nog een keer handen en voeten verplaatsen, dan durft ze het
laatste stukje wel te springen. Zelfs als ze uitglijdt, is er net genoeg ruimte
om opzij te rollen.
'Oké,
Josh, rustig aan maar. Ik ga proberen om je een beetje weg te trekken van de
rand.' Nooit geweten dat haar Engels zo goed was. Ze wil hem onder zijn oksels
pakken en dan zijn romp in een draaiende beweging wegslepen van de rand. Ze bukt
zich en steekt haar handen onder zijn oksels.
'Wat ben je aan het doen, gotverdomme! Straks flikker ik naar beneden!',
schreeuwt hij. Het klinkt woedend en angstig tegelijk.
'Rustig
maar, ik wil je juist weg hebben van die rand', zegt Chitty.
'Blijf
met je poten van me af, kreng', tiert hij, 'je probeert me er in te
sodemieteren, ik heb je wel door, vuile teef.' Met zijn vrije arm slaat hij wild
om zich heen.
'Josh,
rustig, ik probeer je juist weg te slepen!' Chitty grijpt zijn jas en begint te
sjorren. Ze trekt uit alle macht en krijgt hem een stukje weg van de rand.
'Godverdomme,
je maakt me aan het schrikken, begrijp je dat niet!' Hij klinkt nog steeds
woedend, maar hij zet zijn handen op de rots en probeert zich zelf weg te duwen.
Zijn bovenlijf schuift een flink stuk op. Chitty doet een stap opzij, ze pakt
zijn broeksriem en trekt aan zijn onderlichaam. 'Au,
auw!', brult hij. 'Auw! Dat doet godvergeten pijn, kreng!' Maar ook nu probeert
hij mee te werken. Nu is zijn hele lichaam op veilige afstand van de rand.
Chitty vindt het wel genoeg.
'Rol
nu voorzichtig om. Dat je op je rug ligt', zegt ze. 'Ik moet naar je been
kijken. Je broek is kletsnat van het bloed.'
'Ik
heb liever dat je eraf blijft', kreunt hij. 'Het doet onwijs pijn. Je bent toch
geen dokter ofzo.'
'Nee,
maar het is niet goed als het blijft bloeden.' Voorzichtig tilt ze zijn
broekspijp aan het eind een beetje op en kijkt er onder. Boven zijn sok ziet ze
een bloederige massa. Ze laat de broekspijp los en kijkt haastig een andere kant
uit. Ze voelt een golf misselijkheid omhoog komen. Ze ademt in, zo diep ze kan.
Ze houdt haar adem even vast en laat de lucht dan langzaam door haar keel
stromen. De kolkende massa water spoelt langzaam terug op haar netvlies en
verdringt het beeld van Josh' been. Ze komt overeind, strekt haar knieën en doet
voorzichtig een paar stappen, weg van Josh en de rand.
'Kut,
man, je hebt een lelijke wond.' Ze kijkt hem aan. De boosheid is uit zijn blik
verdwenen, zijn mond staat vertrokken van de pijn. Toch ziet ze weer het
baby-achtige dat haar zo vertederde. 'Ik ga je verbinden. Anders verlies je
misschien teveel bloed. We kunnen niet wachten tot Caitlin terug is met hulp.'
Ze heeft haar fleece sjaal afgedaan, en loopt naar hem toe. 'Ik draai deze sjaal
om je been.' Geen idee hoe dat moet, maar alle beetjes helpen, denkt ze. Ik doe
maar net of ik er verstand van heb, anders begint hij weer te schreeuwen. Ze
schuift de sjaal voorzichtig onder zijn been, neemt de einden samen en draait er
aan de zijkant een stevige knoop in.
'Auw,
auw, een beetje voorzichtig, alsjeblieft!' De knoop zit vast. Ze is doodmoe,
ineens. Ze komt overeind, loopt zo ver mogelijk van hem weg en gaat zitten. Ze
trekt haar knieën op, en slaat haar armen er omheen. Ze probeert de film van wat
er net is gebeurd, weg te drukken, en zich te concentreren op de wedstrijd van
morgen. In gedachten trekt ze haar bokshandschoenen aan.
Ze hoort het slaan van autoportieren, opgewonden mannenstemmen. Ze kijkt omhoog
en ziet twee, drie, vier hoofden verschijnen.
'Ja, daar ligt hij!'
'Die
Hollandse meid is er ook bij!'
'Josh,
we komen je halen! Blijf stil liggen!'
'Hoe
krijgen we hem omhoog?'
Josh draait zich een beetje om en steunt op zijn elleboog. Met de andere hand
houdt hij angstvallig zijn been vast.
'Jongens, voorzichtig, alsjeblieft!', roept hij uit alle macht. 'Ik verrek van
de pijn.'
'Hallo,
Josh. Fijn dat we op je feestje mogen komen.'
'Het
is en blijft een rare snuiter.'
'Oké,
mannen. Twee gaan er naar beneden, met touwen. Dan laten we de brancard zakken
en hijsen we hem op. Terug naar de auto’s, touwen halen en de brancard pakken.'
De hoofden verdwijnen op één na. 'Meissie, hoe is het met jou?' Dezelfde stem
die net bevelen gaf. Chitty ziet een hoofd met warrig rood haar, dikke
wenkbrauwen en ongeschoren kaken.
'Ik
mankeer niets. Josh is gevallen, hij heeft een grote wond aan zijn been, denk
ik. Ik ben alleen maar achter hem aan gekropen.'
Twee mannen komen voorzichtig abseilend omlaag. Boven leunt een derde man
voorover. Hij laat een langwerpige bundel zakken. Het is een pakket van grijs
zeildoek, waaruit polsdikke stokken steken. Chitty stapt opzij en geleidt het
naar de grond.
'Hallo', zegt een van de neergekomen mannen. 'Ik ben Paul. We leggen de brancard
naast Josh en dan verplaatsen we hem. Bemoei jij je er maar even niet mee.'
'Ik
heb hem in mijn eentje bij de rand weggetrokken. Ik kan jullie heus wel van
dienst zijn', zegt Chitty.
'Je
hebt me godvergeten veel pijn gedaan, kreng', roept Josh. 'Blijf jij maar liever
van me af. Het is zo al erg genoeg.'
'Goed,
neem jij zijn voeten', zegt Paul tegen Chitty. 'Stephen, ga jij daar staan en
pak hem bij zijn schouders, dan neem ik zijn middel. Even doorbijten, Josh.
Jongens, bij drie, gaan we. Een… twee… drie!! Ja, snel! Oké! Hij ligt.' Josh
gilt het uit.
'Godver,
godver, dat doet pijn! Auw, auw, auw! Julie laten me kreperen! Deze pijn houdt
geen paard vol! Hebben jullie geen spuitje voor me?!' Paul en Stephen pakken
zonder omhaal de dragers, lopen met de brancard en Josh naar de rotswand, zetten
hem neer en maken de touwen vast aan hoofd- en voeteneind.
'Michael,
we zijn zo ver!', roept Paul omhoog. Chitty kijkt naar boven en ziet naast de
roodharige man het hoofd van Richard verschijnen, de sjofele man uit de kroeg.
'Josh,
ze zeggen dat je gevallen bent, maar daar geloof ik niets van', roept hij. 'Jij
kent iedere meter van het terrein hier. Ik weet nog goed hoe kwaad je vader was,
als je weer eens was betrapt op het stropen van konijnen. Mij kun je niet
belazeren.'
'Gewoon,
ik gleed uit, en toen viel ik.' Josh klinkt onwillig. 'Die griet kan precies
vertellen hoe het is gegaan. Ze stond er naast. Ik wou haar de Aran Islands
wijzen. Mijn voet gleed weg, en daar ging ik.' Chitty is stomverbaasd. Zijn
lichaam kwam uit het niets opzetten. Hij maakte helemaal geen aanstalten om haar
iets te vertellen. De mannen boven halen de touwen aan en Josh zweeft een halve
meter boven de grond.
'Josh,
hoe kan dat nou?', Richards stem klinkt lijzig. Zijn hoofd en schouders wiebelen
een beetje. 'Jij bént niet gevallen, mannetje. Dat grietje stond naast je, zeg
je. Heb je misschien geprobeerd om haar over de rand te duwen? Dat lijkt op de
Josh die ik ken. Richard is dronken, Richard is de dorpsgek. Maar Richard heeft
zijn ogen niet in zijn zak. Ik weet nog goed dat je probeerde om Andrew onder
een auto te duwen, toen je dacht dat hij je vriendinnetje af wou pikken. Kom op,
mannetje, vertel het maar.' Richard pakt een van de mannen die aan de touwen
staan, en schudt diens schouders. De brancard slingert en stoot tegen de
rotswand. 'Gotverdomme,
wat gebeurt er!', gilt Josh angstig. 'Kankert op, mongool, je bent weer eens
dronken. Schiet toch op, jongens, straks val ik nóg een keer.'
'Ben
jij besodemieterd!', roept Michael en geeft Richard een harde duw.
'Ja,
gooi me maar opzij', roept deze. 'De dorpsgek loopt weer eens in de weg. Maar ik
zeg jullie: die gozer deugt niet.' Hij loopt naar de andere hijsende man, pakt
het touw, trekt het met een ruk omhoog en laat het abrupt weer los. De brancard
komt schuin omhoog, valt met ruk horizontaal en schudt vervaarlijk. Josh begint
lang en hard te gillen.
'Ik heb haar niet geduwd, klootzak. Ik heb haar geen zet willen geven. Ik ben
alleen maar uitgegleden. Ik ben onschuldig!' Het klinkt als het piepen van een
varken in doodsnood.
Niamh is
geen partij, ook al kost het Chitty grote moeite om zich te concentreren. Had
Josh haar willen duwen? Maar waarom in hemelsnaam? Hij kent haar niet eens. Tot
twee keer toe voelt ze zoveel boosheid opkomen dat ze het arme meisje met woeste
roffels door de ring jaagt. In de hoek na de eerste ronde waarschuwt Arslan
bits:
'De eerste ronde verkennen en aftasten, hoe vaak heb ik je dat verteld? En met
dat woeste gebeuk krijg je de scheids tegen je.' Is die Richard helemaal in
orde? Hij heeft wel gelijk, er is iets vreemds aan Josh. Maar zo erg kan het
toch niet zijn. Ze plaatst een paar venijnige stoten op de borsten van Niamh. De
scheids trekt haar weg en steekt waarschuwend een hand tegen haar op. Wat doe je
nou? Waarom ben je zo gemeen? Vanwege Josh, verdomme! Want het was geen echte
valbeweging, toen hij langs haar gleed. In de tweede pauze wordt Arslan goed
boos:
'Wat is er met jou aan de hand. Houd je in. Je verwaarloost je verdediging. Je
techniek is waardeloos. Ga nou eens boksen, dit lijkt nergens op.' Voor ze wat
kan zeggen, wringt hij ruw het bit terug in haar mond.
Na de wedstrijd glipt ze snel de sportschool uit. Arslan kan de pot op. Ze heeft
met Caitlin afgesproken om samen naar het ziekenhuis in Shannon te gaan. Josh is
geopereerd, hij heeft een plaat in zijn been. Hij had erg veel bloed verloren.
'Ik wil je nog bedanken', zegt Caitlin in de auto. Ze rijdt veel te hard. 'Het
was heel dapper van je, dat je naar hem toeging. Als jij hem niet had
weggesleept, was hij misschien wel over de rand gegleden.'
'Ik
was al onderweg voor ik het zelf in de gaten had. Een soort reflex', zegt
Chitty. 'Zoiets doe je toch gewoon? Daar denk je niet bij na.'
'Dat
doen echt niet veel mensen, Chitty. Zoveel risico nemen, en dan nog voor iemand
die je eigenlijk helemaal niet kent. Ik weet niet of ík het gedaan zou hebben.
En ik ben degene die van hem houdt.'
'Hoe
lang ken je hem al, Cait?'
'In
dit dorp kent iedereen elkaar. We zijn samen opgegroeid. De eerste keer dat ik
hem zag, was op het grasveld achter bij O'Sullivan. We konden amper lopen. We
deden verstoppertje tussen de lakens die aan de waslijn hingen. Ik weet nog goed
dat hij ontzettend boos werd. Als hij ging zoeken, glipten wij steeds weg achter
een ander laken, dat hoorde bij het spelletje. Voor de zoeker was het de kunst
om meteen achter het goede laken te kijken. Maar hij kon er niet tegen dat je
niet zat op de plek waar hij je voor het laatst had gezien. Hij wilde niet meer
meespelen. Ik vond het eigenlijk vreemd, dat hij zo boos werd, het was toch maar
een spelletje. Ook later, op school, deed hij vaak niet mee met de anderen, met
niemand, eigenlijk. De meeste andere kinderen lachten hem uit, ze vonden hem
raar. Maar ik heb lang tegen hem op gekeken. Ik dacht dat hij heel sterk was. Ik
vond hem lief. En hij kan er zo schattig uitzien, net een glimmende baby…'
'Ik
weet precies wat je bedoelt', zegt Chitty. 'Hij heeft iets vertederends. Dat je
hem zó in je armen wilt nemen…'
'Voel
jij dat ook? Ik dacht dat ik de enige was. De meeste mensen keren zich toch van
hem af. Hij kan heel onbehouwen zijn, bot. Soms denk ik wel eens dat hij geen
inlevingsvermogen heeft. Hij kan mensen enorm kwetsen, maar het lijkt wel of hij
dat niet in de gaten heeft. Dan is hij helemaal in zichzelf opgesloten.'
'Kun
je wat rustiger rijden?', vraagt Chitty. 'Dat inhalen ging maar net goed. Ik
vind het eng, dat links rijden, ik ben het niet gewend.'
'Ja, je hebt gelijk. Ik rijd als een gek, dat is helemaal mijn stijl niet. Maar
ik ben ontzettend gespannen. Ik weet niet precies wat er is. Eerst valt Josh. En
dan dat gedoe met Richard. Weet je nog dat ik je bij hem weghaalde, in
Fitzpatricks? Hij is een vreemde man. Meestal verkoopt hij onzinnige
dronkemanspraat. Dan zit hij wat te mopperen of te roddelen. Ik heb hem nog
nooit zo, zo… wakker meegemaakt. Dat hij zich ergens mee bemoeit. Hij was echt
heel boos op Josh. Maar waarom? Hij is er niet bij geweest. Hij speculeert maar
wat. En, trouwens, Josh ís toch uitgegleden? Jij was er zelf bij? Als iemand je
probeert te duwen, ga je hem toch niet redden?'
'Pas
op, daar steekt iemand over!', gilt Chitty. Caitlin trapt op de rem en gooit het
stuur om. Ze kan nog net een oude man met rollator ontwijken. 'Jesis, Cait, even
dimmen. Wat is er aan de hand met je?'
'Pfoe-oe',
Caitlin gaat met een slakkengang verder, 'dat was geluk hebben. Ik had écht
niets in de gaten.'
'Ik
weet het niet, Cait', zegt Chitty. 'Ik ben doodmoe, er is zo veel gebeurd, ik
kan het niet goed meer volgen. Eigenlijk wil ik slapen. En tegelijk ben ik
ongelooflijk boos. Op die rotzak van een Josh. Als het toch eens waar is… Het
ging zo snel, ik weet gewoon niet zeker of hij zo maar viel, of dat hij… Denk je
dat hij zoiets zou kúnnen doen…?'
'Ik
wou dat ik het kon zweren, maar… Josh is soms zo drammerig, het moet allemaal op
zíjn manier. Hij kan echt álles doen om zijn zin te krijgen…' Caitlin vertraagt
overdreven bij het naderen van een kruispunt. 'Maar ik kán het niet geloven,
weet je. Ik kán het gewoon niet. Hij is mijn Josh. Ik houd van hem. Er kán
gewoon niets mis met hem zijn. Dat begrijp je toch wel?' Ze trekt weer veel te
fel op.
De deken
bij Josh's benen staat in een soort bergje. Caitlin loopt de kamer uit om de
bloemen in een vaas te zetten. Dit is het moment. Chitty staat op en gaat naast
het bed staan.
'Ik
durf het niet te geloven, Josh. Richard heeft gelijk. Je bent niet zomaar
gevallen. Er is geen andere mogelijkheid.'
'Je
gelooft toch niet wat zo’n dronkenlap vertelt? Het is toch klip en klaar. Ik ben
gewoon uitgegleden.'
'Josh,
ik was er zelf bij. Je hebt helemaal niet naar een of ander eiland gewezen. Je
kwam ineens in volle vaart aanzetten. Het wás geen ongeluk. Maar waarom? Waarom?
Wat heb ik je gedaan? Je ként me niet eens.' Ze buigt wat over het bed en kijkt
hem recht in de ogen. 'Dat is alles wat ik wil. Weten waarom. Daarna ga ik naar
huis, en je hoort nooit meer wat van me.'
'Je
hebt het recht niet…'
'Hoezo…
Als er iemand recht heeft om het te weten, ben ík het.'
'Je
hebt het recht niet om Niamh te verslaan. Hoor je? Niamh is van hier. Jij komt
even overvliegen, je bent een vreemde. Je komt haar droom verpesten, en dan ga
je weer gewoon terug. Dat is niet rechtvaardig. Je bent veel te sterk voor haar,
dat zag ik meteen. Het hoort niet, het is zo gemeen.'
'Dat
is boksen, Josh. De een wint, de ander verliest.'
'Nee,
het is niet goed. Zo mag het niet gaan. Niamh moet winnen.'
'Het
is een wedstrijd. Wie niet wil verliezen, moet niet meedoen. Dat zijn de regels
van het spel.'
'Maar
mijn regels zijn anders. Niamh mag niet verliezen. Begrijp dat dan. Ze is mijn
nichtje. Haar vader is dood. Ze móét winnen. Zo is het.'
'Wat
gebeurt er dan als ze niet wint?'
'Dat
weet ik niet. Daar wil ik niet aan denken, dat is gevaarlijk. Dat mag gewoon
niet gebeuren. Begrijp dat dan, verdomme.'
'Hoe
vind je ze zo staan, de bloemen?', Caitlin komt opgewekt binnen.
Het vliegtuig taxiet naar de startbaan. 'Maak je gordel vast', zegt Arslan dwingend. Ook dat nog, hij gaat weer commanderen. 'We gaan het zo nog even over de wedstrijd hebben. Je hebt gewonnen, maar het leek nergens op.' Voor het eerst van haar leven krijgt ze hoofdpijn. Ze wou dat ze thuis was. Met mama kiften over haar kleedgeld. Het leven was zo simpel, vroeger.