Boswandeling

Vroeg in de lente is het bos nog doorzichtig en vol licht. Het nieuwe seizoen kondigt zich aan met tinteling in de atmosfeer en een groene zweem in de takken. Anders dan bij Herman G. valt er geen geluid te horen. Op deze hectare lijkt er vrede op aarde. Een middelbare man komt langszij en loopt door. Hij is warm gekleed, in een dikke parka met een sjaal. Hij duwt een modern wandelwagentje met drie paar wieltjes. Op de ingeklonken klei vordert hij gemakkelijk. In het voorbijgaan zien we een hand wijzen.

Niet een handje, maar een volwassen formaat. Dat is bijzonder, ook in de vroege lente, te meer omdat het vel over been is. De vingerkootjes en middenhandsbeentjes vormen onmiskenbaar één geheel, zo weinig vlees zit erop. De twee spreken op zachte toon met elkaar. We zijn nieuwsgierig, maar onze blik wordt nu belemmerd door de brede rug van de man. Een paar meter verder maakt hij plots een snel gebaar naar opzij. Meteen duikt een kauw tevoorschijn. Hij landt en steekt de kop op. Een forse brok brood in de snavel. Met een paar schrokken werkt hij het weg. Dan stijgt hij op en vliegt achter de verder lopende man aan. De kauw gaat recht op hem af, botst mild tegen zijn schouderblad en strijkt iets verder neer. Bijna zonder kijken lanceert de man meteen een tweede stuk brood. Ruim voordat het de bodem zou kunnen raken, is de snavel ter plekke. Schrok, schrok. De kauw stijgt op en tikt nogmaals de man aan, ook dit keer bij het schouderblad. Weer werpt de man bijna nonchalant een witte brok, en wederom krijgt het niet de kans te landen.

We zijn getuige van een ritueel! Dit hebben ze vaker gedaan, man en kauw. Ongezien weten ze elkaar te vinden, als sporters bij een tot vervelens geoefend een-tweetje. Ademloos zien we het nog twee keer in de herhaling. Inmiddels heeft de man een milde stijging voltooid en houdt hij stil in een bocht. Hij buigt zich voorover naar zijn passagier.

We zijn nog onder de indruk van het spel tussen man en vogel, maar waren niet vergeten dat het wagentje geen kind bevat. Nieuwsgierig maken we van de gelegenheid gebruik om te naderen. Op het wagentje, meer dan erin, zit een kleine vrouw, geplooid in foetushouding. Ze draagt een haarband van minstens tien centimeter breed, zwart met opgeborduurde glittertjes. Daarbovenuit piekt als bieslook een pluk grijs haar. Ook zij draagt een winterse jas. Haar gezicht is net zo uitgemergeld als haar hand. Ze is hoogbejaard. De man en de vrouw mompelen op vertrouwelijke toon met elkaar. De nieuwsgierigheid slaat ons uit alle poriën. De drang om met een terloopse opmerking over het mooie weer een kennismaking te forceren, is bijna onweerstaanbaar. Maar dit tafereel kan beter ongerept blijven. Ze zijn zo broos, de twee met hun kauw.

Volmaakt is ons altruïsme niet, want het koesteren van fantasieën is ook wat waard. We lopen door en ademen de lente in.

Dit bericht is geplaatst in menselijk, natuur met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *