Après-midi

Op een door-de-weekse middag ben ik in Park Clingendael, Den Haag, beland. Ik zit aan de rand van een graspartij ter grootte van een bescheiden sportcomplex. Het wordt aan alle kanten omzoomd door indrukwekkend bos. In mijn ooghoek een vijvertje dat waarschijnlijk eeuwen geleden is uitgegraven, het is min of meer cirkelvormig. Op de opgeworpen randen staan twee heel dikke, knoestige bomen, de rest van de cirkel wordt ingenomen door jonge aanplant. Vijfentwintig jaar geleden kwam ik hier voor het eerst, het vijvertje viel in het niet tussen het gelid van de reuzen die er toen om heen stonden. Vermoedelijk zal ik nog meemaken dat de twee overlevende bomen ook sneuvelen.

Dan zal het minstens vijfentwintig jaar duren voor er weer zo’n imposante formatie is ontstaan.

Ongeveer zestig meter van me vandaan zie ik op het grasveld een man met grijs haar dat van achteren in een lange staart is gebonden. Hij draagt een volledig rood tenue van T-shirt en jeans dat zijn slankheid accentueert. Hij maakt zwaaiende bewegingen met een soort zwaard, laat het achter zich langs glijden en doet een uitval naar voren. Hij gaat op in zijn ritueel, een krijgshaftige dans. Van achter de zware stam van de dichtstbijzijnde boom komt een vrouw tevoorschijn, in eenvoudige vrijetijdskleding, zwarte broek, lichtgeel T-shirt. Ze zet een statief neer met een camera, stelt zich op achter het toestel en begint hem te fotograferen. Na enkele minuten loopt ze naar de boom en keert terug, met eenzelfde wapen in haar hand als de man. Ik denk dat het sabels zijn. Degens zijn puntig en zwaarden lomp, volgens mij.

De lente is een maand oud. Vandaag is het pas de derde of vierde keer dat de zon alle vrijheid krijgt om tot het aardoppervlak door te dringen. Het is nu midden op de dag. Een aangename loomheid bevangt me.

De man demonstreert een bewegingssequentie waarbij de sabel achter zijn hoofd langs naar voren beweegt en dan met enkele sierlijke draaien tot stilstand komt naast zijn rechter been. Hij beweegt als een dirigent die een stuk al vele malen heeft uitgevoerd. De vrouw probeert hem aarzelend na te doen. Ze is niet houterig, maar duidelijk onwennig. Aan de man is te zien dat hij er jaren van oefening in heeft gestoken. Het soort bedrevenheid dat iemand nooit verleert en ook nooit op zal geven. Hij oogt een flink eind in de zestig. De vrouw – ook laat-middelbaar, zou ze zijn nieuwe vriendin zijn? – is bereid om zijn universum te betreden. Als novice, haar eigen ervaringen achter zich latend om zich als leerling aan hem over te geven. Het roert me. Ik ben benieuwd hoe hun verstandhouding er op andere momenten uit ziet. Behalve het roeren van de sabel horen er ook stappen bij, veelal naar voren, met sterk gebogen knieën alsof er een uitval wordt gedaan. Af en toe maken ze een terugtrekkende beweging. Na ongeveer vijf minuten begeven ze zich in de schaduw van de boom waarachter de vrouw net nog voor mij verborgen was, en zetten daar hun oefeningen voort. De zon brandt behoorlijk, realiseer ik me nu.

De man doet een nieuwe serie bewegingen voor. Vervolgens voeren ze haar samen uit. Nog eens, en opnieuw. Er heerst stilte, alleen het gefluit van vogels is te horen. Ornithologie is mijn ding niet, ik heb geen idee of ik grauwe korenbekjes hoor of wellicht minzame berkzwalen. Het is een heel rustgevend geluid, dat wel. Op het bankje naast het mijne zitten twee vrouwen gedempt te praten. Ook zij genieten van de zon en lijken op hun gemak het leven door te nemen. Niet op de toon van mensen die elkaar al een tijdje niet hebben gesproken, maar meer het kabbelende ritueel van vertrouwelingen die elkaar een paar keer per week ontmoeten. Bedaard borduren ze voort op wat er eerder is gezegd. Vrij associërend, lijkt het. Soms valt er een korte stilte zonder dat die hinderlijk is, dra pakt een van hen de conversatie weer op.

Af en toe dringt de stem van de man in een flard tot me door. Hij lijkt op zelfverzekerde toon uit te leggen wat de bedoeling is, zonder bazig te klinken. Het soort gebaren is eerder ritueel dan strijd, ook al zijn ze duidelijk martiaal. Het zijn gevechtshandelingen, absoluut gericht op dodelijk effect. Maar de traagheid en het sierlijke geven er iets filosofisch en rustgevends aan. Met onvermoeibaar geduld blijft de man de manoeuvres voordoen, en even geduldig blijft zij luisteren en haar best doen om de bewegingen zo goed mogelijk na te doen. Juist door háár onhandigheid valt op hoe geoefend híj is. Na een kwartiertje houden ze stil.

De vrouwen naast me staan op en steken al pratend het grasveld over. Gezien het leeftijdsverschil denk ik dat ze moeder en dochter zijn, dat verklaart meteen de vertrouwelijkheid.

De man is inmiddels aan een betoog begonnen. Ik fantaseer dat hij haar opnieuw de achtergronden vertelt, en dat ze nu – door het oefenen – beter begrijpt waarom het gaat. Na enkele minuten lopen ze weg en verdwijnen achter de boom. De vrouw komt weer in beeld, met een plaid in haar handen die ze zorgvuldig ontplooit en neervleit. Dan zetten ze zich er samen op. De man ligt op zijn buik, de vrouw zit naast hem en lijkt met haar tenen te spelen. Geen déjeuner, wel dezelfde vredigheid. Nu is er geen enkel verschil met de andere lui uitgestrekte stellen die de lente ondergaan. Behalve dan het statief met de camera. Dat staat verlaten een paar meter van hen vandaan.

Dit bericht is geplaatst in natuur met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *