soms maakt realiteit fictie actueel

Een paar maanden geleden had schrijverscollectief Wild Mind zijn periodieke weekend. Het verhaal dat ik daar begon is verrassend actueel geworden. Hier volgt een passage uit

Vera

Door het hoge raampje schijnt de zon bijna horizontaal op de tegenoverliggende wand. Vera heeft daar een poster opgehangen met een zeezicht: een milde branding begrenst een vlak met groengrijze partijen dat bijna naadloos overgaat in donkere onderkanten van een wolkendek. Verticale strepen schaduw delen de poster in gelijke parten. Vera ligt op haar brits, het mooie weer buiten ontgaat haar. Haar hoofd is vol van wat er die ochtend is gebeurd.

Toen ze de keuken binnenkwam, stond Gerbrand met zijn broek op zijn enkels. Zijn heupen schokten in de richting van het fornuis. Daarop troonde Maria, in haar oranje overal. Maria en zij, Vera, hadden elkaar recht in de ogen gekeken, alsof er verder niets van belang was op deze wereld.
‘Dit heb je niet gezien,’ seinden Maria’s ogen. ‘Dit gaat je helemaal niets aan!’
Vera had rechtsomkeert gemaakt. Het pakje soeppoeder kon wel even wachten. Ze stelde zich voor hoe de ribbels van de pannendrager in Maria’s billen beten. De eerste en laatste keer dat zijzelf, Vera, in een vergelijkbare positie had verkeerd, was bijna twintig jaar geleden. Veertien was ze geweest, smoorverliefd op Anthonie, een Belgische student. Hij werkte als manus-van-alles op de camping in Zuid-Frankrijk waar ze met haar ouders en broer heen waren gereden, het bolle caravannetje achter hun derdehands Datsun. Zo opgetogen als ze was, had ze zich laten ontmaagden op een van de wasmachines. Onder geribbelde Eternit-platen had het TL-licht aan en uit geflakkerd. Dat was niet de laatste keer geweest dat een man zich voldaan had afgewend zonder verder aandacht aan haar te besteden. Moesten vrouwen zich behelpen met hun wijs- en middelvinger? Was dat hún aandeel in hetero-seks? Mochten ze blij zijn als er na afloop iets kleverigs omlaag liep, dat ze dan aan konden wenden als glijmiddel?

Vera vraagt zich af wat Maria bezielde. Affectie kon het niet zijn, daarvoor was Gerbrand een te onverschillige bruut. Was het tit-for-tat? Ik verleen jou een gunst, dan sta jij bij mij in het krijt? Maar wat kan Maria verwachten van Gerbrand? Nog niet droog achter zijn oren, hij is pas vier maanden in dienst. Heeft zij, Vera, wel zin om zich hierin te verdiepen? Nog zes weken te gaan, ze zal Maria nooit meer terug zien. Al heeft die gezegd dat ze vriendinnen zijn voor het leven, dat ze elkaar zeker op zullen zoeken als het achter de rug is. ‘Het’, een ander woord gebruiken ze niet, dat doet niemand hier. Ja, behalve dan het personeel. Die raken niet uitgeluld over lonkende toekomstperspectieven, een nieuwe start, breken met het verleden. Ja, je kan makkelijk praten als je zelf een opleiding hebt afgerond, een baan hebt, een huis, een partner, ouders die om je geven. Ouders die naar je omkijken en niet verwachten dat jij je weekgeld aan ze afstaat, dat je de straat opgaat om ‘bij te klussen’ zoals haar moeder dat nog steeds noemt; ‘in de gastvrijheidsbransj’ wil ze er nog wel eens aan toevoegen. Vera heeft nog weinig voorstelling wat er gaat gebeuren wanneer ze hier de poort achter zich in het slot zal horen vallen. Ze zal naar de bushalte moeten, dat is naar links, de hoek om en dan een kwartier lopen. Ze zal de komende zes weken gaan trainen. Zoals ze er nu voorstaat, zou ze na vijf minuten moeten rusten. Zal ze stoppen met roken, dat scheelt allicht? Ze hoest wel veel, de laatste tijd, en het piepen dat met Kerstmis is begonnen, dat piepen bij het inademen wordt alleen maar erger.
De lichtbanen en de schaduwstrepen zijn bijna van de poster afgegleden.


De gebeurtenissen van negen jaar geleden laat Vera het liefst diep in haar geheugen wegrotten, hoeveel moeite de psycholoog ook doet om haar er naar toe te leiden.
‘Je zult het moeten verwerken’, zegt hij elke keer. ‘Daar zit het woord “werk” in. Je moet er actief mee aan de slag.’
Bekijk het maar, denkt Vera. Je hebt geen idee. Jij bent een man. Heb je enig benul wat een vrouw te verduren heeft? Nafluiten en achterna roepen, dat zijn de mildste vormen, dat is net zoiets als een regenbuitje bij het winkelen, daar praten we niet eens meer over. Indringende blikken als je bij de Hema koffie drinkt met een vriendin. Aan je tafeltje komen staan, een gesprek beginnen. Doorpraten terwijl jullie demonstratief de andere kant uitkijken. Boos worden als een van jullie zegt: ‘Wilt u alsjeblieft doorlopen?’ Met je mee lopen naar het toilet, proberen je naar binnen te duwen.
Heel af en toe heb je het geluk dat iemand een feestje geeft en jij bent uitgenodigd. Je brengt je eigen biertjes mee. Een man met een stinkende adem komt naast je zitten. ‘Jíj bent een lekker ding, zeg. Ben je alleen?’ Hij legt een hand op je knie. Die duw je weg, hij legt hem terug. Je probeert hem weer weg te duwen, hij is sterker. Je wilt je knie wegdraaien, hij zet nog meer kracht en grijnst: ‘Geef het maar toe, je valt op sterke kerels.’
Je bent acht en oom Piet trekt je op schoot. Hij duwt zijn neus in je haar. Hij laat zijn eeltige hand onder je rokje glijden, je voelt een bobbel in zijn broek die groter wordt. Je tante zit naast hem en doet net of ze druk in gesprek is met een andere oom.
Je hebt eindelijk een baantje. Na werktijd mag je kantoren schoonmaken. Twee minuut vijftien seconden voor een kamer. Er staan drie bureaus vol met paperassen die je moet verplaatsen want ze mogen niet nat worden, maar ze moeten wel precies op dezelfde plaats worden teruggelegd. Klodders op toetsenborden, als het geen slagroom is zal het wel mayonaise zijn. Twee prullenmanden moeten leeg, je moet ook de leuningen van de stoelen afnemen. Een wieltje van de stofzuiger staat geblokkeerd. Na twee weken lukt zo’n kamer je in drie minuten. In de toiletten moet je op je knieën om naast de pot te komen, daar liggen de vettige urinespetters van mannen in stemmige kostuums, tampons van vrouwen met hoge hakken, papiertjes met bruine vegen. Je boent je een ongeluk, je voelt een hand op je achterwerk, vingers kruipen naar je bilspleet, je zit klem tussen de pot en de muur.
Zal ik doorgaan, mijnheer de psycholoog? Uw collega van het maatschappelijk werk bood aan een rekest voor me op te stellen. Het honorarium diende te worden voldaan met mijn hoofd tussen zijn dijen.
Verwerken gaat altijd terug naar het verleden, maar je hebt er geen reet aan voor de toekomst. Kunnen mannen het aan je zien, worden ze dan plotseling voorkómend en beleefd? “Pas op, zij heeft het verwerkt.” Niet wij vrouwen moeten veranderen, hulpverlenertje. Jullie mannen zijn aan de beurt. Houdt je smoelen dicht, je handen thuis en je piemels binnenboord.

Negen jaar geleden, toen Jason haar lastig viel, had ze toevallig een Stanleymes in haar hand omdat ze aan de stoeprand een vuilniszak open sneed. Ze was op zoek naar oude boterhammen, een pot met restjes jam, wie weet wat kruimels onderin een pakje shag. Alle andere keren heeft ze alleen haar stem ter beschikking, en haar armen en benen. Gillen, stompen, duwen. Spugen. Krijsen. Op tenen stampen. Knietje geven. Proberen weg te lopen.

Dit bericht is geplaatst in kunst, mensenrechten met de tags , , , , , , , . Bookmark de permalink.

5 reacties op soms maakt realiteit fictie actueel

  1. Huib schreef:

    Beklemmend invoelend

  2. Ineke van Haalen schreef:

    Een bevlogen ,betrokken ,goed lopend verhaal. Mijn complimenten Rob.

  3. liesbeth schreef:

    mooi verhaal Rob.
    leest makkelijk en vraagt om meer !
    Liesbeth

Laat een antwoord achter aan admin Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *